Het concertorgel in de Grote Zaal van De Oosterpoort in Groningen is gebouwd in 1979 door Ernst Leeflang Orgelbouw te Apeldoorn. Bij de bouw van de Oosterpoort begin jaren ’70 bleek er aanvankelijk te weinig geld voor de bouw van een orgel, maar het is uiteindelijk toch nog door een aantal muziekliefhebbers, verenigd in de Stichting Orgelfonds De Oosterpoort, letterlijk met dubbeltjes en kwartjes bijeen gebracht.
Dit orgel staat sinds 1980 in de Grote Zaal van De Oosterpoort en is thans eigendom van de gemeente Groningen. Het orgel is in 2006 gerestaureerd en uitgebreid — zowel in de hoge als in de lage registers — door Flentrop Orgelbouw uit Zaandam. De kast van het orgel bestaat uit twee delen, te weten de sokkel en de iets bredere bovenbouw. In de sokkel bevindt zich de klaviatuur. In het linker gedeelte van de bovenbouw staat het pijpwerk van het eerste klavier opgesteld, direct achter de frontpijpen. De frontpijpen zijn gemaakt uit koper. Het rechter gedeelte van de bovenbouw is geheel opgevuld met een zelfde constructie. Hierachter bevindt zich de zwelkast waarin al het pijpwerk van het tweede klavier is ondergebracht.
Vanwege de zwelkast was het niet mogelijk frontpijpen te plaatsen, omdat die dan buiten het kader van het dynamisch effect van deze kast zouden vallen. In zoverre is het front dus zuiver functioneel. Aan weerszijden van de klaviatuur is de sokkel opengewerkt. Hierdoor kan het geluid van de pedaalregisters uitklinken; deze zijn namelijk achter in de sokkel van het orgel geplaatst. De orgelkast is gemaakt uit eikehout, de grote vlakken zijn uitgevoerd in eiken plaatmateriaal. Dit laatste vanwege de klimatologische omstandigheden van de zaal. Rechts van de klaviatuur bevinden zich de registerknoppen. Door deze plaatsing kan de organist met één registrant volstaan. Dit is een oplossing die alleen bij orgels van niet al te grote omvang mogelijk is.
Registerknoppen en klaviermonturen zijn uitgevoerd in zebranohout. De toetsen zijn belegd met been — tegen toepassing van ivoor bestonden bij de bouw van het orgel ethische bezwaren. Het pedaalklavier is in eiken uitgevoerd. Boven het pedaalklavier bevindt zich de trede voor het bedienen van de zwelkast. De beide klavieren hebben elk 56 toetsen, omvang C – g”’, het pedaal heeft 30 tonen, omvang C – f’. Voor de traktuur is gekozen voor het mechanische systeem. In de sokkel is verder de elektrische ventilator ondergebracht. De pijpen zijn op windladen geplaatst. Deze zijn uit eikehout vervaardigd volgens het sleepladesysteem.