Het Schnitgerorgel in de Lutherse Kerk In het jaar 1699 gaf de beroemde Hamburgse orgelbouwer Arp Schnitger ‘zijn’ Lutherse Gemeente in Groningen1 een tweeklaviersinstrument met hoofdwerk en borstwerk ten geschenke. In 1717 werd – om het orgel te optimeren voor de gegroeide gemeente – volgens een plan van Schnitger een zelfstandig pedaal toegevoegd door meesterknechten uit zijn Groninger werkplaats, Jannes Radeker en Rudolf Garrels. Dit instrument is helaas in 1896 verdwenen toen de firma Petrus van Oeckelen en zonen een nieuw orgel plaatsten. Sinds 2001 kent de Lutherse Kerk weer een cantatepraktijk, vooral in de zogenaamde cantatediensten. Dit resulteerde in 2006 in de oprichting van het Luthers Bach Ensemble dat de intentie heeft (Bach-)cantates zo getrouw mogelijk volgens de historische tradities uit te voeren. Het nu opgeleverde barokorgel is hiervoor mede door het vrijstaande continuo-manuaal bijzonder geschikt.
Reconstructie van het Schnitgerorgel
Uitgangspunt voor de reconstructie was de situatie van 1717 waarbij echter gekozen is voor disponering van een Praestant 8′ in plaats van een Praestant 4′ als basisregister van het orgel. Bronnenonderzoek leverde de afmetingen en omvang van het voormalige instrument op en verder de verrassende lage toonhoogte (de zogenaamde ‘Kammerton’, vermeld in het contract met Garrels en Radeker). Deze toonhoogte maakt het orgel bij uitstek geschikt voor het samenspel met barokke instrumenten. De dispositie is via een aantal bronnen overgeleverd. Op basis van de afmetingen en het orgel-type (Hoofdwerk, Borstwerk en Pedaal) fungeerde het Schnitger-orgel van Pellworm als ‘leverancier’ voor het ontwerp van het orgelfront. De opbouw en volledige intonatie van het orgel heeft plaatsgevonden tussen eind april en half oktober 2017. Tijdens deze periode zijn er nog een aantal wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de oorspronkelijke plannen.
Ten eerste is er door de orgelbouwer een extra register geschonken, de Praestant 4′ van het Borstwerk, gefinancierd uit de nalatenschap van zijn broer, de beroemde organoloog wijlen Dr. Cornelius H. Edskes. Dit register geeft het orgel veel extra registratiemogelijkheden en maakt het Borstwerk plenum tot een evenwichtige en volwaardige pendant van het Manuaal plenum.
Verder werd besloten om de geplande Vox Humana 8′ van het Manuaal te vervangen door een Fagot 16′. Hiervoor waren een aantal overwegingen. Allereerst heeft het orgel met de Dulciaan 8′ van het Borstwerk al een 8-voets tongwerk dat solistisch is te gebruiken. Overigens kan de Fagot 16′ een octaaf hoger gespeeld uiteraard ook op een dergelijke manier ingezet worden. Verder zou de Vox Humana aan de achterkant van het orgel dicht bij een aantal ventilatieopeningen in de achtermuur komen te staan die het op stemming houden van dit kortbekerige register lastiger maken. De Fagot 16′ voegt daarnaast zeer veel toe. Het register kan prachtig toegevoegd worden aan het Manuaal plenum om dat een 16-voets basis en daarmee extra gravität te verlenen. Verder is het als continuo-register in de concertpraktijk waarin het orgel veel ingezet zal worden uitermate waardevol. Een Fagot (of Dulciaan) 16′ past ook uitstekend in het klankconcept van Schnitger die een dergelijk register zeer regelmatig disponeerde bij een orgel van deze omvang (bv. bij het orgel van de naburige Pelstergasthuiskerk waarvan de Fagot 16′ als model gediend heeft, Cappel, Lüdingworth).
De Siffluit 4′ van het Manuaal die in de overgeleverde disposities wordt vermeld is niet gebouwd. Schnitger heeft zo’n register verder nooit gebouwd en het is niet onaannemelijk dat er in de overgeleverde disposities een (overschrijf)fout zit en dat het in werkelijkheid een Spitsfluit 4′ betrof. Dit register was bij Schnitger heel gebruikelijk bij een orgel van deze omvang (Pellworm heeft het ook) en is hier dan ook gebouwd.
Met betrekking tot de samenstelling van de vulstemmen is na uitgebreide luisterproeven in de kerk besloten de Mixtuur van het Manuaal vijf tot zes sterk te maken, die van het Pedaal vijf sterk en de Scherp van het Borstwerk vier sterk.
In de laatste fase van de opbouw is nog besloten om – evenals in Pellworm – cymbelsterren toe te voegen. Hiervoor was nog een anders loos gebleven registertrekker beschikbaar.
Vanuit praktisch oogpunt is er een separaat continuo-klavier gebouwd en mechanisch aangehangen aan het Manuaal waarmee dit vanuit de positie van cantor(-organist) bespeeld kan worden. Dit klavier beschikt over een zestal registerzwaarden waarmee vier registertrekkers van het Manuaal (P8, H8, O4, O2) en twee registertrekkers van het Borstwerk (G8 en B4) door de bespeler bediend kunnen worden.
De kast is vervaardigd uit massief kwartiers gezaagd eikenhout en voorzien van snijwerk in de stijl van Jan de Rijk. Zij sluit daarmee goed aan op het interieur van de kerk. Twee – zeer waarschijnlijk – door (het atelier van) Jan de Rijk voor het oorspronkelijke orgel gesneden beelden van musicerende engeltjes zijn aangekocht, gerestaureerd en op het orgel teruggeplaatst. Zij hebben gezelschap gekregen van een broertje dat nieuw gemaakt is (kopie van één van de originele putti). De gesneden deuren van het borstwerk zijn een kopie op kleiner formaat van de borstwerkdeuren van het Schnitger-orgel van de Der-Aa kerk, oorspronkelijk gebouwd voor de Akademie-kerk. Ze bevatten twee adelaars, zoals die ook in het stadswapen van Groningen voorkomen. De kast is gekleurd met behulp van een substantie verkregen door het uitkoken van eikenhoutsnippers met ammonia en vervolgens van een kleurloze bijenwaslaag voorzien. De labia, cymbelsterren en trompetjes van de putti zijn verguld met 23.75 karaats bladgoud.
De ondertoetsen zijn belegd met been en de boventoetsen vervaardigd uit massief ebbenhout. De kunstig gesneden bakstukken annex koppelvoluten zijn van buxushout. De ebbenhouten registerplaatjes zijn voorzien van een handgeschaafd profiel en de registernamen zijn handgeschilderd met bladgoud. Klik hier voor de dispositie en foto’s
Het Van Oeckelenorgel in de Lutherse Kerk Het oorspronkelijke Schnitger/Radeker & Garrels/Freytag orgel, dat in de 18de en 19de eeuw al herhaaldelijk moest worden “gerepareerd”, werd in 1896 (twee eeuwen na de inwijding van de kerk) vervangen door een instrument vervaardigd door de firma Van Oeckelen en Zonen. In 1883 dacht men al aan die vervanging, er kwam een orgelfonds. Er was overleg met de orgelmakers Van Oeckelen en met J.F. Witte van de firma Bätz & Co te Utrecht. De kerkenraad stuurde zelfs een delegatie, waartoe ook de toenmalig organist P.H. de Groot behoorde, naar Utrecht.
In Utrecht bezocht men onder andere het Witte-orgel van de Lutherse kerk aldaar. De Groot en de secretaris achtten dit orgel te klein: de secretaris vond het “te kinderachtig en niet krachtig genoeg”. Op 9 december 1895 besloot men de opdracht aan Van Oeckelen te verlenen. Op 13 oktober 1896 stond het orgel gereed in de werkplaats; de heren K.P. Steenhuis (organist Nieuwe Kerk) en P.H. de Groot gingen het orgel daar bespelen. Over de plaats van het instrument in de kerk is nog gediscussieerd: Van Oeckelen stelde voor om de gaanderij met balustrades vóór het orgel te doen vervallen, waardoor het orgel mooier zou uitkomen. Echter de kerkenraad besloot anders; voor het orgel diende het pas opgerichte koor te zingen.
En zo geschiedde; het orgel werd geplaatst in een tweede (schijn-)balustrade achter het koor. Overigens is het aardig te vermelden dat het Schnitgerorgel hoogstwaarschijnlijk ook achter de balustrade aan de westzijde heeft gestaan. Tijdens de viering van het 400-jarig geboortefeest van Luther (11 november 1883) wordt melding gemaakt van “eene versiering van groen loof met toepasselijke inscripties” langs de balustrade vóór het orgel. Op de tweehonderdste verjaardag van de kerk (29 november 1896) werd het nieuwe orgel voor het eerst in de kerk bespeeld, in zes weken tijd werd het oude orgel afgebroken en het nieuwe geplaatst. Het orgel kreeg 22 registers verdeeld over hoofdwerk, bovenwerk en (vrij) pedaal en kenmerkt zich door een aantal expressieve registers die aansluiten bij de romantische stijl.
Toch is het orgel als geheel meer te plaatsen in de klassiek-romantische hoek. Het fraaie front is opvallend barok van architectuur. In de stad Groningen is dit het eerste klassiek-romantische instrument dat weer in oorspronkelijke staat is hersteld. Bij de restauratie is gekozen voor een terughoudend intonatieproces, waarbij veel respect werd getoond voor de bestaande nog aanwezige intonatie. Wat van het pijpwerk nieuw bijgemaakt is, is zorgvuldig vergeleken met bestaand materiaal zoals dat te vinden is in de Hervormde Kerk van Niekerk (Oldekerk) en de Remonstrantse Kerk Groningen. Klik hier voor de dispositie en de foto’s.
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these cookies, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may have an effect on your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.